Aktie Vredesbelasting (VRAK), Patriottenstraat 27, 2600 Berchem

web site: surf.to/vrak {www.vrak.be 11/2007 -webweaver}/ email: vrak@advalvas.be

éd. resp. Jan Hellebaut

pdf

Tien misverstanden

over het gewetensbezwaar tegen oorlogsvoorbereiding via het belastinggeld en over het wetsvoorstel tot oprichting van een vredesbelastingfonds

  1. Ze zoeken een manier om minder belasting te betalen.

    Dit is niet juist. Gewetensbezwaarden tegen de militaire bestemming van belastinggeld willen wél hun volledige belasting betalen, omdat dit een sociale plicht is voor iedereen. Als lid van de gemeenschap draagt iedereen financiële medeverantwoordelijkheid.

    Sommigen weigeren nu reeds een symbolisch bedrag, of het bedrag dat ze moeten bijbetalen, aan de belastingdienst over te maken, maar ze storten dat bedrag wel op het voorlopig vredesbelastingfonds van de Aktie Vredesbelasting. Dit geld wordt ter beschikking van de regering gehouden totdat het parlement een wettelijke regeling heeft uitgewerkt die aan het gewetensbezwaar tegemoet komt.

  2. Ze willen geen belasting voor het leger betalen.

    De fout zit in het woord willen. Er zijn veel dingen waarvoor men liever niet zou willen betalen, maar waarvoor men toch betaalt, omdat hierover een parlementaire beslissing is genomen. Voor bewapening en oorlogsvoorbereiding kunnen we echter niet betalen, omdat ons geweten het ons niet toelaat. Het geweten is in verschillende internationale conventies erkend als een mensenrecht. Dit staat zo in het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens (EVRM) en in het Internationaal Verdrag voor de Burgerlijke en Politieke Rechten (BuPo). Het geweten moet dus gerespecteerd worden, ook/juist indien de gewetensbezwaarden geen parlementaire meerderheid vormen. Onze democratie is verfijnd genoeg om individuen niet te dwingen tegen hun geweten in te handelen.

  3. We moeten ons toch verdedigen en daarvoor is in laatste instantie enkel militair geweld efficiënt.

    Velen onder ons zijn het er mee eens dat we ons mogen en moeten verdedigen, maar wijzen militair geweld als immoreel en inefficiënt van de hand. De les uit millennia van militair optreden is er geen van verdediging, maar vooral van aanvallen en nederlagen, dood, vernieling en onderdrukking. Het alternatief gebruikt middelen waarbij alle mensen elkaar in sociaal verband weerbaar maken tegen onrecht.

    Ook legers die beweren de vrede te dienen (blauwhelmen) zitten op het verkeerde spoor. De legers van de UN lijden aan dezelfde kwalen van militarisme als andere legers. De inzet van wapens leidt tot een spiraal van geweld. Met wapens kan men geen duurzame vrede bereiken. Het goede doel, een vreedzame maatschappij, kan men enkel bereiken door een civiele (d.w.z. burger- en beschaafde) vredesopbouw.

    Zelfs indien dit derde misverstand waar zou zijn en sociale verdediging niet efficiënt zou zijn, doet dit niets af aan de wenselijkheid van de erkenning van het recht op het individuele gewetensbezwaar van degene die op grond van zijn geweten niet medeplichtig kan zijn aan oorlog en bewapening.

  4. Als het gewetens-bezwaar tegen de militaire bestemming van belastinggeld erkend wordt, is het hek van de dam en kan iedereen weigeren om voor bepaalde doeleinden te betalen (b.v. gehandicapten, vluchtelingen,...). Het belastingsysteem zou dan niet meer werken.

    Dit misverstand is ingegeven door angst en angst is geen goed uitgangspunt voor politiek. Angst kan toch nooit een criterium zijn om een gewetensbezwaar te beoordelen en niet te erkennen als gewetensbezwaar.

    Deze redenering is ook niet juist, want niet iedereen kan zo maar weigeren om voor iets te betalen. Het parlement zal nooit zo'n individualistische weigering tot betalen aanvaarden, omdat die de solidariteit in de samenleving ondermijnt en vooral omdat die niet op het geweten is gebaseerd. Zo maar weigeren om te betalen voor bvb gehandicapten kan hoogstens een (oneerbare) politieke keuze zijn, die men niet kan verdedigen op grond van het geweten en ook niet graag openlijk zal verdedigen (in tegenstelling tot het weigeren om mee te werken aan abortus of euthanasie).

    In het belastingsysteem zitten veel artikels, uitzonderingen, mazen, waarvan vooral de rijken met allerlei financiële spitstechnologie gebruik maken zonder dat het belastingsysteem in duigen valt. Het zal dus ook niet in duigen vallen door de oprichting van een vredesbelastingfonds.

    Het belastingsysteem dient het algemeen welzijn; het geweten ook. Een belastingsysteem dat het geweten niet respecteert, is dus dringend aan herziening toe.

  5. In een democratie moet niet de burger maar het parlement beslissen over de verdeling van de uitgaven.

    Dit is zeker een zinvol standpunt, maar nogal formeel. Want het kan ook anders, als men het wil. Bv. op het federale belastingformulier in de Verenigde Staten luidt de eerste vraag aan elk van beide echtgenoten: Wilt U dat er 1$ naar het campagnefonds voor de presidentsverkiezingen gaat? In sommige deelstaten wordt een gelijkaardige vraag gesteld. Het is dus mogelijk in een democratie dat de individuele belastingbetaler een bestemming geeft aan een deel van zijn belastinggeld. Als het parlement zelf het goedvindt, is het budgetrecht van het parlement dus niet aangetast. We verwijzen ook naar de Duitse Kirchensteuer.

    In Nederland bestaan er een tiental wetten waarbij gewetensbezwaarden worden vrijgesteld van het betalen van premiebetalingen voor sociale verzekeringen. Vrijgestelden dienen eenzelfde bedrag als extra loon- of inkomstenbelasting aan de belastingdienst te voldoen. Vergelijkbare oplossingen zijn gevonden in de gevallen van de wettelijke aansprakelijkheid motorvoertuigen en de zogenaamde Kalkar-heffing.

    In het rapport Gewetensbezwaren vragen aandacht van het wetenschappelijk instituut van het (Nederlandse) CDA (mei 1983) werd geconcludeerd dat er geen principiële redenen zijn die een belemmering zouden vormen voor de erkenning van gewetensbezwaren tegen betaling van het gedeelte van de directe belastingen, dat geacht kan worden bestemd te zijn voor militaire defensie. De opstellers van dit rapport menen tevens 'dat ‘vooralsnog’ praktische organisatorische belemmeringen evenmin aannemelijk zijn gemaakt. (pagina 56, § 5.4.3)

    Het Belgische parlement heeft het in 1964 goedgevonden dat individuele burgers zich op grond van hun geweten fysiek aan de militaire dienst konden onttrekken. Toch behield het parlement het recht om militaire verdediging te regelen en het legercontingent te bepalen, evenals de voorwaarden waarin de vervangende burgerdienst moest worden vervuld.

    Het vredesbelastingfonds zal ook onder parlementaire controle staan. Het parlement keurt de oriëntering van een deel van de belastinggelden naar vredeswerk goed en behoudt een jaarlijkse controle. De democratie is dus helemaal niet in gevaar.

    Zolang het geheroriënteerde bedrag beperkt is, zal het parlement daar in zijn werking geen hinder van ondervinden. Zodra het groter zou worden door massale steun van de belastingbetaler, zal een responsabel parlement dat inspeelt op de maatschappelijke evolutie, vanzelf besluiten trekken en de financiering van de defensiepolitiek herzien.

    Het budgetrecht van het parlement is oorspronkelijk ingevoerd om het volk te beschermen tegen willekeur en machtsmisbruik van koningen en keizers. Het mag natuurlijk nu niet door het parlement of de regering ingeroepen en misbruikt worden om tegen de wil van het volk zijn eigen wil door te drukken.

  6. De wet is de wet en die moet gerespecteerd worden.

    Wetten zijn inderdaad nodig om de maatschappij te laten functioneren. Maar sommige wetten zijn niet goed en wetten kunnen veranderd worden. Veel wetten, die wij nu normaal vinden zoals wetten over stemrecht en stakingsrecht, zijn slechts tot stand gekomen na lange sociale en politieke strijd met inbegrip van acties van burgerlijke ongehoorzaamheid.

    Bovenstaand misverstand herinnert ons op onaangename wijze aan Befehl ist Befehl.  Individuele burgers en militairen hebben in Neurenberg gepoogd om met dit argument hun oorlogsmisdaden te verrechtvaardigen. Het Handvest van Neurenberg bepaalt sindsdien dat niet enkel regeringen en leiders verantwoordelijk zijn voor misdrijven tegen de vrede. Ook medeplichtigen die hebben deelgenomen aan de voorbereiding van dergelijke misdrijven zijn individueel aansprakelijk (Artikel 6).

    Het bestaan van een wet houdt niet in dat die wet goed is. De kerkvader Augustinus zei: Iniusta lex non est lex. En toen Martin Luther King in 1963 voor overtreding van een wet in de gevangenis van Birmingham (Alabama) zat, was hij het met Augustinus eens dat een onrechtvaardige wet helemaal geen wet is.

    Vóór 1964 overtraden Belgische gewetensbezwaarden tegen militaire dienst de wetten op de dienstplicht op grond van hun geweten. Moreel gezien hadden ze gelijk, maar ze hebben tot 1964 moeten wachten om hun gelijk erkend te krijgen door het parlement.

    Er is dus in het recht duidelijk een evolutie aan de gang. Het recht op erkenning van gewetensbezwaren wordt steeds meer uitgebreid, vooral in internationale fora.

  7. Het gewetens-bezwaar tegen militaire dienst bestaat en is erkend. Maar dit is helemaal iets anders dan het gewetensbezwaar tegen de militaire bestemming van belastinggelden.

    Technisch gezien is er inderdaad een verschil. In het ene geval is er een directe fysieke betrokkenheid; in het tweede geval is er een indirectere betrokkenheid via het geld. Maar het principe is hetzelfde. Wij kunnen niet meedoen aan bewapening, oorlog of oorlogsvoorbe­reiding door fysieke medewerking, maar ook niet door financiële medewerking. Juist in deze tijd waarin de fysieke medewerking niet meer verplicht is, wordt de financiële medeplichtigheid des te belangrijker. Legers vergen nu minder manschappen dan vroeger, maar meer geld wegens de high-tech oorlogvoering. Is de burger die via zijn belastinggeld een (beroeps)militair in staat stelt om een medemens te doden minder schuldig dan de militair die persoonlijk een mens doodt?

    Gezien het gewetensbezwaar in militaire zaken door de wetgever uitdrukkelijk werd erkend, is de fiscale wetgeving strijdig met deze eigen interne wetgeving, als zij aan de burger niet diezelfde gewetensvrijheid waarborgt.

  8. Niet de belasting-betaler maar de overheid is verantwoor-delijk voor het gevoerde beleid.

    De overheid is inderdaad verantwoordelijk voor het gevoerde beleid, maar dan wel tegenover de belastingbetaler. Deze is verder ook individueel verantwoordelijk volgens artikel 6 van het Handvest van Neurenberg, dat behoort tot het internationaal recht. Elke daad die een misdrijf tegen de vrede vergemakkelijkt of mogelijk maakt kan een individueel stafbaar feit uitmaken. Wie financiële middelen verschaft die een dergelijke handeling mogelijk maken is evident medeplichtig. De burger kan dus door niemand, ook niet door de overheid via haar fiscale wetgeving, gedwongen worden tot medeplichtigheid aan een misdrijf tegen de vrede.

    In een parlementaire democratie oefent de burger zijn politieke verantwoordelijkheid voor een deel via het parlement uit, maar hij kan nooit zijn ultieme morele verantwoordelijkheid afleggen.

  9. Er is geen verband tussen de belasting-bijdrage en de bestemming ervan. Er bestaat geen oorlogsbelasting. Alles gaat in één pot en alles wordt uit één pot betaald.

    Deze redenering is een abstractie. In juni 1993 toonde de BRTN in het journaal beelden van een demonstratie van Somaliërs na een Amerikaans bombardement. Op een bord stond: US tax payers, this is what your tax dollars are doing to us! Beschoten Somaliërs weten blijkbaar zeer goed dat er wel een verband bestaat tussen belastinggeld en oorlog.

    Toen de Duitse regering een speciale belasting wilde heffen om de uitgaven voor de Golfoorlog te dekken, ontstond hiertegen een sterk protest. Om het gat in de begroting te dekken heeft de Duitse regering er dan maar een andere naam aan gegeven en het een solidariteitsbijdrage voor de hereniging van Oost en West genoemd. Het feit blijft dat er een belasting werd geheven om een oorlog te bekostigen.

    Of de burger nu een globale bijdrage betaalt of een specifieke retributie onder de vorm van een fietsenbelasting, kijk- en luistergeld of oorlogsbelasting of niet, de uitgaven gebeuren meestal uit één grote pot. Dit neemt niet weg dat deze uitgaven enkel mogelijk zijn dank zij de contributies en retributies van de belastingbetaler. Hiermee wordt dan een goede of slechte verkeers-, omroep- of defensiepolitiek gevoerd.

    Een vredesbelastingfonds is wel mogelijk. Er bestaan ook andere begrotingsfondsen die gestijfd worden door sommige op de Rijksmiddelenbegroting aangerekende ontvangsten. Zo wordt het fonds bestemd ter vergoeding van de slachtoffers van opzettelijke gewelddaden rechtstreeks gefinancierd met boeten van veroordelingen in allerhande zaken.

  10. De gewetens-bezwaarden tegen de militaire bestemming van hun belastinggeld maken zich illusies over een vredesbelastingfonds, want de militaire uitgaven worden daardoor niet verlaagd. De regering en het parlement beslissen hoeveel er aan militaire defensie zal worden besteed.

    De gewetensbezwaarden tegen de fysieke militaire dienst maken zich ook illusies over hun burgerdienst, die ook geen echte vermindering van de oorlogsactiviteiten meebrengt. Regering en parlement beslissen hoe groot het legercontingent zal zijn. En toch is er een wet voor gewetensbezwaarden tegen fysieke militaire dienst.

    Een vermindering van het legercontingent en van de militaire uitgaven willen wij graag bekomen, maar kunnen we op grond van ons individueel geweten niet eisen van het parlement. De meerderheid heeft het recht om een bepaalde (volgens ons verkeerde, ondoelmatige en immorele) politiek te voeren. Maar de meerderheid, vooral als die correct in haar schoenen staat, moet het recht op gewetensbezwaar kunnen erkennen en beschouwen als een verfijning van de democratie.